Een interessante en wezenlijke vraag voor iedereen die hulp verleent aan mensen en daarbij samenwerkt met dieren: wat is nu eigenlijk de meerwaarde van dieren in een begeleidingstraject? Immers, er moet “iets” zijn dat toevoegt…maar wat dan? De wetenschap heeft eigenlijk nog geen antwoord; er zijn nog maar weinig adequate, langdurige onderzoeken gedaan. In de praktijk echter, buitelen de mensen over elkaar heen om uit te dragen wat de werkzame factor zou kunnen zijn. De wetenschap even buiten beschouwing latend, richt ik me hier vooral op de praktijk. Daar schaar ik mezelf ook onder en hierbij mijn poging om de meerwaarde die dieren zouden kunnen hebben voor mensen onder woorden te brengen. Daarbij laat ik alle manieren waarop dieren kunnen worden ingezet (spiegelen, modelling, maatje, etc.) even buiten beschouwing omdat dat vooral methodieken zijn. Maar wat is nu het speciale dat dieren kunnen toevoegen, ongeacht de methodiek, en waarom verlopen begeleidingstrajecten met dieren voor mensen die hulp nodig hebben vaak zoveel sneller en soepeler? Om die vraag te beantwoorden keer ik even terug naar mijn roots: de ontwikkelingspsychologie. Wat hebben wij, mensen, nodig om te groeien en te ontwikkelen? Wat hebben wij nodig om te worden tot wie we uiteindelijk willen en kunnen zijn? Een simpel antwoord is: een liefdevol en bevestigend contact en dat is nu net wat dieren zo puur kunnen geven. Wij mensen zijn sociale wezens, gericht op contact. Wij weten onszelf aanvaard en beleven onszelf als goed door bevestiging van de ander. Hierdoor onstaat een gevoel van basiszekerheid en vertrouwen in onszelf. In deze basale zekerheid ligt de grondslag voor de ontwikkeling van het vertrouwen in onszelf en in onze medemens, het vermogen tot affectief contact en tot liefhebben. Ieder mens streeft naar het ontwikkelen van een eigen identiteit, naar een gevoel van eigenheid. Eén van de belangrijkste ontwikkelingstaken van een kind, zo niet de belangrijkste, is de ontdekking en ontwikkeling van het “zelf”. Voor het ontwikkelen van die eigen unieke identiteit heeft een kind een ander nodig. De bevestiging van jezelf, dus dat je mag zijn wie je bent, wordt je door een ander kenbaar gemaakt in gevoel en gedrag. Zelfaanvaarding (of zelfacceptatie) heeft dus alles te maken met bevestiging van jezelf door een ander. Deze bevestiging dient affectief van aard te zijn. Met “affectief” bedoelen we warm, empathisch en authentiek. De psychiater Terruwe (1973) omschrijft deze bevestiging als volgt: “De ander onthult wie je eigenlijk bent; de ander onthult voor jou je eigenwaarde, je “goed zijn”. En dit belangrijke gegeven gaat ons hele leven door. Terugkomend op de vraag “wat is de meerwaarde van dieren in een hulpverleningstraject?” denk ik dat het antwoord ligt in het pure, authentieke en bevestigende contact dat plaatsvindt tussen mens en dier. De “mutual gaze” wordt dit in de literatuur over AAI ook wel genoemd. Dieren zijn zo prachtig in staat om ons te bevestigen in ons “zijn’. Toch nog even een zijstapje naar de wetenschap: alweer enige decennia geleden vestigde J. Frank de aandacht op de aanwezigheid van a-specifieke of non-specifieke factoren die werkzaam zijn binnen een hulpverlenerscontact. Hiermee worden therapiefactoren bedoeld die we in alle therapeutische richtingen kunnen terugvinden en die werkzaam zijn binnen alle hulpverleningsrelaties. Om die reden worden die factoren ook wel non-specifiek of a-specifiek genoemd; ze zijn niet specifiek voor de theorie of het model dat bestudeerd wordt maar gaan over wezenlijke factoren die een hulpverlener dient te verpersoonlijken wil hij effectief zijn in zijn werk. Een succesvolle hulpverlener (Leijssen, 1998) wordt getypeerd als een persoon die: – zowel verbaal als non-verbaal warm, ondersteunend en hartelijk aanwezig kan zijn; – niet klaar staat met oordelen maar zich kan afstemmen op en kan communiceren binnen een andere leefwereld dan de zijne; – zich persoonlijk kan uiten; – helder en eenduidig is in zijn handelingen; – gevoelens kan tolereren – in staat is de aandacht te richten op knelpunten. Ik zou willen stellen dat niet alleen het stellen van een diagnose of een geprotocolleerde behandeling ervoor zorgt dat het beter gaat met een cliënt. Het is de relatie die genezend werkt. De interactie tussen hulpverlener en hulpzoekende zorgt ervoor dat de therapie functioneert. Het werkzame bestanddeel in een therapie is de persoonlijkheid van de hulpverlener. En kijkend naar het rijtje met eigenschappen hierboven, is de betekenis en de meerwaarde die een dier kan bieden als co-coach, co-therapeut of bezoekdier volkomen helder!
Bron: Desiree Benders, Pets4care okt 2017